Bijlage B: Videografietips : Vuistregels voor videobewerking
Vuistregels voor videobewerking
Hier volgt een aantal richtlijnen die handig kunnen zijn voor het monteren van uw film. Er bestaan geen harde regels, zeker niet wanneer uw werk grappig of experimenteel is.
Monteer geen camerabewegingen direct na elkaar.
Draaiingen, zooms en camerabewegingen altijd scheiden door stilstaande beelden.
Op elkaar volgende shots moeten vanuit verschillende cameraposities zijn opgenomen. Zorg altijd voor een verschil in de opnamehoek van ten minste 45 graden.
Werk bij het filmen van gezichten, bijvoorbeeld tijdens een dialoog, vanuit diverse camerahoeken.
Perspectief wisselen bij opnamen van gebouwen. Laat bij opnamen die wat betreft soort en grootte op elkaar lijken, de beelddiagonalen afwisselend van rechtsvoor naar linksachter en omgekeerd verlopen.
Montages aanbrengen in bewegingen van personen. De toeschouwer wordt afgeleid door de lopende beweging en merkt de montage bijna niet. D.w.z.: in het midden van de beweging kan naar een overzichtopname worden overgestapt.
Gebruik harmonische montages en geen beeldsprongen.
Des te minder beweging in één opname, des te korter moet de duur zijn. Opnamen met snelle bewegingen kunnen langer zijn.
Overzichtsbeelden hebben meer inhoud en moeten dus ook langer getoond worden.
Door het bewust achter elkaar plaatsen van videobeelden kan niet alleen een bepaald effect worden bereikt, maar kan ook een boodschap op de toeschouwer worden overgebracht die met beelden niet kun of moet worden getoond. Er bestaan in principe zes methoden om door middel van montage een boodschap over te brengen. Hieronder komen ze een voor een aan bod.
* Associatieve montage
Door een bepaalde volgorde van de beelden kan bij de toeschouwer een associatie worden opgeroepen, terwijl de eigenlijke boodschap niet wordt getoond. Voorbeeld: eerst is een man aan het wedden bij paardenraces en in de volgende beelden is hij bij een autodealer nieuwe dure wagens aan het bekijken.
* Parallelle montage
Er worden twee handelingen parallel getoond. Er wordt heen en weer gesprongen tussen twee handelingen en de beelden worden naar het einde toe steeds korter. Zo kan de spanning naar een hoogtepunt worden opgebouwd. Voorbeeld: twee verschillende auto’s rijden vanuit verschillende richting met hoge snelheid op het zelfde kruispunt af.
* Contrastmontage
Onverwachte en zeer verschillende beelden worden bewust bij elkaar gemonteerd om de toeschouwer een contrast duidelijk te maken. Voorbeeld: een toerist ligt op het strand – en in de volgende beelden worden hongerlijdende kinderen getoond.
* Vervangende montage
Gebeurtenissen die niet getoond kunnen of mogen worden, worden door een andere gebeurtenis vervangen. Bijvoorbeeld: er wordt een kind geboren, maar in plaats van de geboorte wordt een ontluikende knop getoond.
* Causale montage
Beelden hangen causaal met elkaar samen: zonder het eerste beeld is het tweede niet te begrijpen. Voorbeeld: een man maakt ruzie met zijn vrouw en slaapt in het volgende beeld onder een brug.
* Montage naar vorm
Beelden met verschillende inhoud kunnen samen worden gemonteerd wanneer ze een gemeenschappelijk kenmerk (zoals kleur, vorm of beweging) hebben. Voorbeelden: de bol van een waarzegger en een aardbol, een gele regenjas en een gele bloem, een parachutespringer en een omlaag dwarrelende veer.