Een vormmasker gebruiken om specifieke gebieden te bewerken
U kunt een Vormmasker gebruiken om veel bewerkings- en creatieve taken te voltooien door de gewenste Maskereigenschappen en Achtergrondeigenschappen in te stellen.
Functies zijn onder andere:
•
Dekking: Maak transparante gebieden op basis van vormen, tekst, penseeltreken of kleur die u met de Toverstaf hebt geselecteerd.
•
Kleurcorrectie: Maak een gebied selectief helderder of verwijder de verzadiging uit alle behalve één element, versterk de kleuren in bepaalde gebieden en meer.
•
Kleur omkeren: Keer kleuren om in het geselecteerde gebied.
•
Kleur vervangen: Selecteer één kleur en vervang deze door een andere kleur.
•
Zwart-wit: Maak een zwart-witfilmeffect, waarbij bepaalde gebieden hun kleur behouden.
•
Zoomen en vergroten: Pas uitvergrotingseffecten toe op geselecteerde gebieden.
Raadpleeg het menu Functie als u de volledige lijst wilt bekijken.
Filters zijn onder andere:
In het deelvenster Masker (links) en het voorbeeldgebied Masker in het deelvenster Player (rechts) kunt u maskers maken, bekijken, bewerken en hiervoor eigenschappen instellen.
Een vormmasker maken
1 Voer een van de volgende handelingen uit:
•
Selecteer een clip die u wilt maskeren in de tijdlijn en klik op
Masker om het deelvenster
Masker weer te geven (dat de ruimte deelt met het deelvenster
Bibliotheek en
Editor). Klik op
Masker maken om een
maskertrack toe te voegen boven de clip en automatisch een masker te maken (gele balk) die overeenkomt met de lengte van de geselecteerde clip.
•
Selecteer een clip die u wilt maskeren in de tijdlijn en klik op
Masker om het deelvenster
Masker weer te geven. Klik op
Knipmasker maken om een masker rechtstreeks aan de clip toe te voegen.
•
Klik op de tijdlijn op de knop
Maskertrack invoegen in de trackkop van de track waaraan u het masker wilt toevoegen. Houd
Ctrl ingedrukt en sleep langs de maskertrack om de lengte van het masker in te stellen (gele balk) in de nieuwe maskertrack die wordt weergegeven.
2 Klik in het deelvenster
Masker op
Vorm maken.
3 Kies een van de vormgereedschappen aan de linkerkant van het voorbeeldvenster van
Masker en maak een of meer vormen. Klik op
Gereed in het voorbeeldgebied wanneer u de bewerking heeft voltooid.
4 Pas in het deelvenster
Masker de eigenschappen van de vorm aan, waaronder de modus
Transformeren waarmee u de interactie tussen vormen bepaalt.
5 Als u een dynamisch masker wilt maken, gebruikt u de keyframes in het deelvenster
Masker om de eigenschappen geleidelijk aan te passen.
6 Als u de vormen voor meer complexe maskers wilt organiseren, klikt u op
Een nieuwe groep toevoegen (onder in het deelvenster
Masker). U kunt zoveel vormen en groepen als gewenst toevoegen.
7 Klik in het deelvenster
Masker op
Functie (vrijwel boven in het deelvenster).
8 Kies in het
vervolgkeuzemenu van het gebied
Maskereigenschappen of
Achtergrondeigenschappen de optie
Functie of
Filter en kies een functie of filter vanuit het overeenkomstige vervolgkeuzemenu.
9 Pas de instellingen aan om het gewenste effect te verkrijgen.
Als u een effect wilt verwijderen, kiest u
Geen in het vervolgkeuzemenu.