De instellingen
De instellingen voor een effect vindt u in de lijst met effecten die zijn toegewezen aan de huidige clip. Zo kunt u de instellingen voor controle en bewerking in het parametergebied onder de lijst weergeven. De meeste effecten bieden ook een vervolgkeuzelijst van vooraf ingestelde parametercombinaties.
Wanneer u meerdere effecten op een clip toepast, worden deze toegepast in de volgorde waarin ze zijn toegevoegd, wat de omgekeerde volgorde is waarin ze in de lijst staan (nieuwe effecten worden boven aan de lijst toegevoegd in plaats van onder aan de lijst). U wijzigt deze volgorde door de effectkop omhoog of omlaag in de lijst te schuiven.
De rechterkant van de effectkop heeft vier knoppen waarmee u het effect kunt bewerken. Van links naar rechts:
Diamant: Hiermee schakelt u keyframing voor parameters van het effect in of uit. Zie
Met keyframes werken voor effectinstellingen.
Alle instellingen uitvouwen: Alle instellingengroepen voor het effect kunnen met één klik worden uitgevouwen voor bewerking of worden gesloten.
Prullenbak: Verwijdert het effect uit de clip.
Punt: schakelt het effect in en uit. U kunt dit effect uitschakelen voor vergelijkingsdoeleinden zonder het te verwijderen en de instellingen te verliezen.
Handgreep: Gebruik deze zone of het naamgebied om het effect omhoog of omlaag te slepen in de effectenlijst wanneer de clip meerdere effecten gebruikt. Zoals eerder beschreven, worden de effecten van onder naar boven toegepast. In sommige gevallen kan het wijzigen van de volgorde het ophopende resultaat aanzienlijk beïnvloeden.
Parameters wijzigen
Parameters zijn georganiseerd in groepen van verwante knoppen met unieke namen Klik op het driehoekje uitvouwen/samenvouwen op de groepkop om de groep te openen en toegang te krijgen tot de parameters, of om deze te sluiten voor meer schermruimte.
De numerieke parameters worden bestuurd via horizontale schuifregelaars. Dit zijn balken die u horizontaal kunt slepen om de waarde te wijzigen. Voor meer precisie gebruikt u de pijl naar Links of Rechts. Dubbelklik op de balk om de standaardwaarde van een bepaalde parameter te herstellen.
De meeste effecten bevatten een vervolgkeuzelijst van vooraf ingestelde parametercombinaties om snel varianten te kunnen selecteren. Wanneer er een instelling is geselecteerd, kunt u deze aanpassen als u wilt, door de parameters te bewerken.
Wijzigingen in de instellingen die u in het deelvenster Editor aanbrengt worden automatisch opgeslagen.
Met keyframes werken voor effectinstellingen
Sommige effecttypen worden gebruikt om het bronmateriaal van begin tot het einde op een uniforme manier te transformeren. Sfeervolle effecten, zoals Oude Film, en effecten die alleen de kleuring van de clip veranderen, behoren tot deze categorie. De bijbehorende parameters worden gewoonlijk eenmalig ingesteld aan het begin van de clip. Dit wordt het statische gebruik van een effect genoemd.
Andere effecten, zoals Waterdruppel, geven het idee van beweging weer. Deze zijn alleen effectief wanneer de parameters kunnen variëren in de clip. De eenvoudigste methode is om een instelling te gebruiken met een ingebouwde animatie, zoals de meeste presets voor Waterdruppel. Bij dit type keyframe-animatie hebben één of meer parameters van het effect een andere waarde aan het einde van de clip dan in het begin. Bij het afspelen worden de parameters na elke frame bijgewerkt om vanaf het begin tot het einde een vloeiende beweging te creëren.
Keyframing hoeft niet beperkt te blijven tot de begin- en eindframes van een clip. Keyframes kunnen worden gedefinieerd met bepaalde waarden van effectparameters op een willekeurig punt in de clip om effectanimaties te produceren van willekeurige moeilijkheidsgraden. Als u bijvoorbeeld wilt dat een afbeelding in het midden van de clip met de helft is verkleind en wilt dat deze aan het einde van de clip weer de volledige grootte heeft verkregen, moet u op zijn minst een derde keyframe toevoegen.
Zie
Keyframes gebruiken voor meer informatie over het gebruik van keyframes.